Ingrediënten

  250 gram tarwebloem
  5 gram kaneelpoeder
  200 gram basterdsuiker
  1 ei
  100 gram boter, gesmolten
  50 ml melk
  3 gram gedroogde gist

Bereidingswijze

Extra nodig: plasticfolie, bakpapier. Voor 16 stuks. Zeef de bloem, gist en suiker boven een kom. Voeg de melk, de boter en het ei toe en mix met deeghaken in ca 3 minuten tot een soepel en elastisch deeg. Maak een bal van het deeg, leg in een kom en dek losjes af met plasticfolie. Laat het deeg ongeveer 1 1/2 uur rijzen tot het in volume is verdubbeld. Kneed het nogmaals door. Strooi wat bloem over je handen als het te klef is. Meng de basterdsuiker met de kaneel in een platte schaal. Verdeel het deeg in 16 bolletjes en wentel ze door de kaneelsuiker. Rol ze een voor een uit tot lange \’slangen\’ van 40 cm en rol ze goed door de suiker. Vouw ze dubbel en rog nogmaals uit tot 40 cm. Rol nogmaals door de kaneelsuiker. Een klein deel van de suiker moet een beetje vochtig worden. Vorm krakelingen van de 16 slangen en stop de uiteinden onder het deeg. Leg ze naast elkaar op een bakplaat, bekleed met bakpapier. Dek losjes af met plasticfolie en laat ze ca. 45 minuten rijzen tot ze bijna twee keer zo groot zijn. Verwarm de oven voor op 200 graden en bak de krakelingen 12 a 15 minuten in de oven tot ze goudbruin zijn. Laat ze even afkoelen op de bakplaat en leg ze dan op een rooster om volledig af te koelen. Bewaar ze in een goed afsluitbare trommel.